Toen eind 1811 een familienaam verplicht werd gesteld, hebben in Friesland een vijftal personen de naam Van der Schuit aangenomen en een tweetal de naam Schuit.
In de registers van familienamen vinden we in de gemeente:
1. Haskerland: Eyse Cornelis van der Schuit, te Joure, met 2 kinderen.
2. Hemelumer Oldeferd: Meye Bendix van der Schuit, te Nijega, met 3 kinderen en 3 kleinkinderen.
3. Tietjerksteradeel: Rinze Klazis van der Schuit, te Oostermeer.
4. Wonseradeel: Johannes Sjoerds van der Schuit, te Greonterp met drie kinderen.
5. Wymbritseradeel: Obbe Benedictus van der Schuit, te Woudsend, met 5 kinderen 6 kleinkinderen.
6. Schoterland: Meindert Annes Schuit, te Rotserhaule, met 5 kinderen.
7. Weststellingwerf: Louwe Tijmens Schuit, te Noordwolde, met 2 kinderen.

Meye Bendix (nr. 2) en Obbe Benedictus (nr. 5) waren broers, de anderen hebben waarschijnlijk onafhankelijk van elkaar de naam (van der) Schuit aangenomen.
Naast de namen Schuitema, Schuitmaker, Schuitemaker en Schuiten kwam ook nog de naam Schuitje voor als nieuwe familienaam. Deze naam werd pas in 1813 aangenomen door Harmen Jelles uit Balk, Gaasterland, met het excuus “dat hij tijdens de (eerste) inschrijving te laat was gekomen”, zoals geregistreerd is op een “Tableau van personen welke met betrekking tot het aannemen van Familienamen niet aan hunne verpligting hebben voldaan”(RAF: BRF 3713)

Harmen Jelles schijnt al spoedig spijt te hebben gekregen van die naam. Slechts tweemaal komt de naam Schuitje nog voor in de Burgerlijke Stand: bij de geboorte van zijn dochter Anna Maria, te Balk op 22 april 1813 en bij haar spoedig overlijden, eveneens te Balk op 30 oktober 1814. In de notariële archieven vinden we nog een vermelding op 12 juli 1815 bij een aankoop van een huis in Balk en op 6 januari 1818 waarbij Harmen Jelles de laagste inschrijver voor de bouw van een brug over de Scharster Rien. Daarna wordt doodleuk de naam Van der Schuit gebruikt! Het eerst wanneer zijn dochter trouwt, te Balk op 31 december 1829 : zij wordt in de akte Jantje Harmens van der Schuit genoemd en vader ondertekent met Harmen Jelles van der Schuit.

Een zoon van Harmen Jelles, Frederikus Harmens van der Schuit, trouwt te Balk op 15 oktober 1837 zowaar met een Corneliske Sjoerds van der Schuit! Zij is de kleindochter van eerdergenoemde Obbe Benedictus van der Schuit (nr. 5) en in geen geval familie van haar man. Een oom van Corneliske, Hidde Obbes van der Schuit, duidt in zijn testament van 5 april 1873 de dochters van Frederikus Harmens van der Schuit toch weer aan met de naam Petronella en Geeske Schuitje! Ook hun vader noemt hij Frederik Schuitje. Ook Fredrikus Harmens gebruikt de naam Schuitje; echter maar één enkele keer bij het afsluiten van een lening op 9 mei 1846.

Hoe kwam Harmen Jelles er toe om zich Schuitje te noemen?
Hoewel Harmen Jelles het beroep van timmerman uitoefende, blijkt dat zijn vader Jelle Harmens houtschipper op een “skûtsje”was, het Friese woord voor “schuitje”. In de hypotheekboeken van Gaasterland wordt Jelle Harmens enige keren genoemd i.v.m. de aankoop van een “schuiteschip”en het lenen van geld met als onderpand het schip (RAF: Nedergerechten Gaasterland Y11 f103; Y12 f31v, 32 en 34v).
Het nageslacht van de broer van Jelle, Freerk Harmens, zal zich later De Roos noemen; doch duidelijk is, dat Harmen Jelles bij het kiezen van zijn naam zich heeft laten inspireren door het beroep van zijn vader.

 

bron:

artikel uit het driemaandelijkse blad van de Stichting Schu-y-i-ij-t "In hetzelfde Sch-y-i-ij-tje" van september 1989, jaargang 5 nummer 11. geschreven door Frederik van der Schuit uit Leeuwarden