"De Belzen komme der oan"

"De Belzen komme der oan". Als een lopend vuurtje gaat het in de nazomer van 1914 de mare door Gaasterland. De wereld staat in brand en vluchtende Belgische miliatairen komen bij tienduizenden de Nederlandse grens over. De Nederlandse regering zit met de handen in het haar en vordert overal in het onderkomens voor de geïnterneerden. Ook de Friese Zuidwesthoek wordt aangewezen als wijkplaats voor de meestal berooide Belgen. Vier jaar lang raakte het stille Gaasterland uit zijn gewone doen: het eerste officiële interneringsgebied, dat Den Haag zal uitroepen. In de geïsoleerde dorpen dicteren vreemdelingen in uniform jarenlang het ritme van alle dag, scharrelen Friese schonen in het geniep met de soldaten en waarschuwen predikanten in hun kerken geschrokken vanaf de kansel tegen verwildering van de zeden. Een invasie zo'n zeventig jaar geleden, die weinig sporen heeft achtergelaten. Afgezien van de weinigen, die nog contacten met familie in het land van Stein Streuvels onderhouden, is Gaasterland de Belgische euforie al lang en breed weer vergeten.

Nederland beleeft een fraaie nazomer als 'n eindeloze stoet vluchtenden - burgers en militairen - de grens van België over komt. Voor Friesland is de aankomst groot nieuws. Tot dan heeft men in het Noorden weinig gemerkt van de Duitse waanzin, waarmee vierhonder kilometer zuidelijker een compleet volk moordend en brandstichtend onder de voet wordt gelopen. De Friese kranten zijn zo goed als de enige bronnen, waarin de komst van de eerste uitgeputte Belgen na te sporen is. Ook op het gemeentehuis in Balk is de informatie karig. Op 27 augustus, de oorlog is dan ruim die weken aan de gang, maken de inwoners van Stavoren als eersten kennis met de vluchtelingenstroom. Een boot met vijftig geïnterneerden steekt vanuit Amsterdam de Zuiderzee over en legt aan in de haven. Verbijsterd zien de bewoners toe hoe een haveloze troep soldaten, begeleid door Nederlandse miliairen, voet op Friese bodem zet. Lopende worden ze via de zeedijk naar harich gedirigeerd en bij een boer ingekwartierd. Van heinde en verre stromen op de eerste vrije zondag duizenden Friezen toe om zich te vergapen. Het Algemeen handelsblad is de eerste dat de inkwartiering meldt. De krant wenst de Belgen geluk met hun overbrenging naar het "Schone Gaasterland". "De Friezen beweren dat er in heel hun land en in heel Nederland geen mooiere natuur te vinden is dan hier aan de boschrijke en heuvelachtige zandstreek tussen Stavoren en Sloten".

De geruchtenstroom over de vluchtelingen neemt in de weken daarop reusachtige vormen aan: Friesland waant zich reeds één groot militair interneringskamp. Overal duiken berichten op over de bouw van kampementen. Ook in

Gorredijk, waar toevallig net naar drinkwater wordt geboord wordt en de fantasierijke correspondent van Hepkema's Courant, de redactie in Heerenveen meldt dat er waarschijnlijk barakken zullen verijzen. Het interneringsgebied zal echter tot Gaasterland beperkt blijven. Met aan de ene kant de Zuiderzee en aan de andere zijde de talrijke meren een hermetisch af te sluiten gebied., zo redeneren "hoge omes"in Den Haag. Door het stationeren van wachtposten op de bruggen in Sloten, Woudsend, Warns en Galamadammen 'n ondoordringbare ring, zo zal al gauw blijken. Het militaire gezag had dat nog niet zo slecht bekeken.

Sperrgebiet

Gaasterland wordt het eerste vaderlandse "sperrgebiet". Verlangen naar huis en woede over het vernederende Duitse offensief zal naderhand tot vertwijfelde vluchtpogingen leiden. Sommigen lukt het om onder de postkar Gaasterland uit te glippen, de meesten worden gepakt en naar hun sobere onderkomens teruggebracht en anderen verdrinken, onbekend met de plaatselijke toestand, in de vaargeul van de doorwaadbare Morra. Zij blijken niet te kunnen zwemmen. In maart 1915 kondigt den Haag per decreet strenge straffen af: wie van de burgers de Belgen bij vluchtpogingen helpt, loopt het risico van een maand gevangenisstraf of vijfhonderd gulden boete. de verkoop van schaatsen en fietsen aan militairen wordt aan banden gelegd. Ook op de verkoop van sterke drank en burgerkleding komt een officieel taboe te liggen.

Sneon & Snein, kerstbijlage Leeuwarder Courant zaterdag 22 december 1984

In de loop van de herfst zullen er zo'n drieduizend Belgen naar de Zuidwesthoek worden verbannen. Hepkema's Courant volgt de ontwikkelingen als een roman. Op maandag 7 september trekken twee Belgen uitgebreid bekijks als zij onder begeleiding van een gewapende huzaar van de bewakingstroepen in Sneek een voetbal mogen kopen. Op 12 september gaat er een schot door het conservatieve Gaasterlandse kerkvolk: de Belgen hebben naakt in de Zuiderzee gezwommen... Op 26 september bereikt de opwinding een nieuw hoogtepunt als in Heerenveen een extra trein met 226 Engelse marinemensen, wier schip door de Duitsers is getorpedeerd. Het meeleven is groot. Honderden inwoners van het Friese Haagje, die lucht van het ongewone transport hebben gekregen, verzamelen zich op het stationsplein en juichen de Britten toe. De ongeschoren, in geleende burger- en militaire kleren gestoken, door een Nederlands koopvaardijschip geredde Engelsen, stappen over op de tram naar Sint Nicolaasga om vandaar te voet verdr te trekken naar Gaasterland. Aan het eind van hun krachten passeren ze diezelfde avond Sloten. De hele stad is uitgelopen en kijkt zwijgend toe hoe het detachement ordeloos voorbij sjokt. Sommegen kunnen niet meer en vallen langs de weg in slaap.

Geleidelijk aan komen er meer transporten via Heerenveen aan. Middenstanders delen de Belgen sigaren en sigaretten uit en elke keer weer klitten talloze burgers samen om iets van de tragiek van de Duits-Belgische oorlog te proeven. Een per tram meereizende verslaggever verhaalt zijn lezers van de ontberingen, die de mannen in hun ongelijke strijd tegen het wrede Duitse keizerlijke leger moeten doorstaan. Trommelgeroffel begeleidt de militairen na hun aankomst in Sint Nicolaasga in de richting van Rijs. Het aandoenlijke verhaal van de militair, die zijn vrouw ziet zitten, maar haar met geen mogelijkheid meer kan bereiken, gaat de Friezen door merg en been....

 

 

Barakkenkamp.

Het onderdak voor de geïnterneerden is verre van ideaal. De eerste Belgen worden her en der bij burgers ingekwartierd, later worden er tenten opgezet en komen er barakken. ook de voormalige rooms-katholieke kerk van Bakhuizen wordt voor onderdak gevorderd. In Oudemirdum verrijst aan de bosrand een groot barakkenkamp. In Rijs eist defensie de steenfabriek op. de oventjes worden tot kamers voor de geïnterneerden ingericht, de droogloodsen provisorisch tot barakken omgebouwd. De eerste winter op Friese bodem lijden de Belgen bitter kou. De chasseurs, de wielrijders en de kanonniers hebben het niet gemakkelijk. Groot is het heimwee, teisterend de verveling en hartbrekend de onzekerheid over het lot van de nabestaanden in de verwoeste steden en dorpen thuis. Al gauw verschijnen er ook berichten over Belgische vrouwen, die opzoek naar man of zoon naar Friesland reizen, meestal zonder cent op zak. Burgers verlenen hen heel vaak onderdak. De armenhuizen van Joure en Heerenveen openen voor de vrouwen, die heg nog steg kennen, eveneens de deuren.

De van nature gereserveerde Gaasterlanders kijken de kat eerst flink uit de boom. In de streng-calvinistische sfeer van die dagen vallen de bierschumende Bourgondiërs nogal uit de toon. Vooral de "mannekes"uit de werkmansbuurten van de havenstad Antwerpen nemen het niet zo nauw met de plaatselijke zeden en gewoonten. Omgekeerd zien de gaasterlanders met afgrijzen hoe de militairen in de weilanden kikkers vangen en opeten, krabben zoeken aan de kust en zich met paddestoelen voeden. De smeuiige Vlaamse taal en humor zorgen echter ook voor vrolijkheid. Als later hele gezinnen zich bij hun geïnterneerde mannen en vaders mogen voegen, wordt de omgang steeds leniger. Gaasterland loopt zo zoetjes aan propvol met militairen. een verslaggever op reportage meldt: "Je kunt in Bakhuizen en Rijs geen boerderij voorbij komen of er staan belgen aan het hek".

Sneon & Snein, kerstbijlage Leeuwarder Courant zaterdag 22 december 1984

Binnen enkele maanden tijds zijn de kampementen in Oudemirdum en Rijs tot groet Berlgische enclaves uitgedijd. Met eigen muziekkorpsen, een ziekenhuisje in het bos, een eigen school en winkeltjes. ook op de dorpsscholen verschijnen Belgische kinderen in de bank. "Wij leerden hun Fries en zij ons Vlaams", herinnert een bewoner zich later. Het moeilijkst passen de walen zich aan. Frans sprekend, kunnen zij nauwelijks contact met de Gaasterlanders krijgen. Vluchtpogingen worden vooral uit die hoek ondernomen. Op dezelfde dag dat Hepkema's Courant het mislukken van zo'n ontsnapping meldt (drie mannen proberen tevergeefs in een bootje over de Lemstervaart te ontkomen) bericht het blad ook van het rusteloze zoeken van een Belgische naar haar verdwenen man, Eugien Minet van het zevende escadron van de bereden artillerie. hartverscheurend zijn de tafrelen van vrouwen, die in de kampementen in Friesland moeten horen dat hun man op het slagveld gesneuveld is.

Vrijerijen

De belgen genieten binnen de grenzen van hun interneringsgeebied een betrekkelijke vrijheid. Gemoedelijk en goedlachs weten ze al gauw contact te maken met de Gaasterlandse meisjes. Geflirt en vrijerij roepen veel verzet op in de meestal streng gereformeerde gezinnen. Een tijdgenoot, die in het Volk zijn herinneringen ophaalt, schrijft hoe de "frijerij yn donkere fjûrhutten"op slag veranderde in "frijerij foar allemans eagen". Gaasterland was niet meer baas op eigen bodem en de ouderen spraken schande over zoveel lichte zeden. Een mate van wuftheid, die de bevolking niet kende, doet zijn intrede in de calvinistische Zuidwesthoek, zodat predikanten zich genoodzaakt zien tegen dit verval te waarschuwen. Ook een gezien ingezetene ziet de ontwikkelingen met lede ogen aan. In de Balkster Courant verschijnt een oproep van mevrouw Posthumus Meyes-Star Numan van Riniastate, waarin zij de ouders waarschuwt "uw dochter terug te houden van veelvuldig bezoek aan het militaire kamp en van de aavondontmoetingen, ontstaan uit het veel bij den weg zijn". Zij gaat verder: "Zoo gaarne zoude ik zien dat onze Gaasterlandse jonge meisjes en ook die uit de omtrek, werden geroemd als zedig en ingetogen en niet zoudenkunnen worden verdacht van te zoeken naar avonturen van jongelieden van wie wij niets weten, die voor korten tijd hier vertoeven om dan tot hun eigen land en maagdschap terug te keren".

Hendrik Luyckx

Veel huwelijken zijn overigens niet uit de relaties tussen Friezen en Belgen voortgekomen. In het telefoonboek van Balk zal men bijna tevergeefs naar uitheemse namen zoeken, die een relatie verraden. Op één na: die van mevrouw Fokje Luyckx - de Jong. Zij is de dochter van Hendrik Luyckx. Luyckx keerde als enige na de beëindiging van de oorlog `14-`18 niet naar zijn dierbare geboortegrond, het gebied van de stad Moll, terug. Hij trouwde tijdens zijn internering met een Fries "famke"Sibbeltje Groenewoud"en heeft vele jaren in Balk aan de Gaaikemastraat een kruidenierswinkel gedreven. Hij overleed op 84-jarige leeftijd. Z'n kinderen bezoeken nog jaarlijks hun familie in België. Ook omgekeerd vindt er geregeld bezoek plaats. Weinigen in gaasterland beseffen de herkomst van de naam. Mevrouw Luyckx: "Der wirdt my faak sein: wat in frjemde namme. Hoe komme jo dér oan?". Haar vader is Belg gebleven, maar volop Gaasterlander geworden. Automatisch krijgen ook zijn vier kinderen de Belgische nationaliteit. Doch zij keren tot het Nederlanderschap terug door hun huwelijk.

Volgens een ambtenaar op het gemeentehuis in Balk komt het nog maar hoogst zelden voor dat Belgen naar Friesland komen om het spoor te zoeken waar zij zelf of hun ouders geboren zijn. Blijkens de geboorteregisters zijn er een flink aantal in de vreemdelingenschap op Zuidwesthoekse bodem ter wereld gebracht. De eerste Belg, die in Gaasterland wordt geboren, ziet op 20 mei 1915 het levenslicht: een meisje, dochter van de militair Clement Winkelmans uit Lier. Een hoogzwangere vrouw uit Antwerpen, op zoek naar haar verloren gewaande man, heeft de primeur: zij bevalt op 12 november 1914 in Joure. Het meisje wordt naar koningin Wilhelmina genoemd, uit dank voor de genoten gastvrijheid, zo meldt de plaatselijke correspondent. Voor enkele Gaasterlandse meisjes neemt het lot een minder aardige wending. Zij brengen een kind van een onbekende (Belgische) vader ter wereld en zullen tot hun dood toe de schande daarvan moeten dragen...

Sneon & Snein, kerstbijlage Leeuwarder Courant zaterdag 22 december 1984

Ommekeer

Voor het stille, ingetoegen Gaasterland betekent de invasie van de duizenden Belgen een hele ommekeer. De Belgen proberen Fries, de Friezen Vlaams te praten. Velen zoeken, eenmaal verenigd met hun gezin, de gezelligheid van Balk. Zij wonen in alle mogelijke kamers. Hun vrouwen, karakteristiek voor die tijd, vaak met grote omslagdoeken om, geven extra kleur aan het leven in de stad van Gorters Mei. Over en weer neemt men van elkaar gewoonten en bezigheden over; de sport, in het zwaar kerkelijke zuidwesten nauwelijks nog ontgonnen, krijgt een kick. Veel families verdienen een welkome cent bij door kamers en schuurtjes te verhuren. Ook de duizenden nieuwsgierigen brengen extra geld in het laatje. Zelfs tot uit Groningen, Overijzeel en Noord-Holland komt men in het eerste jaar van de internering kijken hoe het met de 'Belzen'gesteld is. Als het ijs in Gaasterland eenmaal gebroken is, is het 'awel zulle' niet meer van de lucht. Het café wordt en staminéke, het glas een 'pint' bier en schuchter klinkt zo af en toe zelfs de Brabanconne. 'In' raakt ook het vlechten van horlogekettingen van paardehaar. De militairen blijken zeer bedreven in tot dan onbekende hobby's. Om hun tijd met 'nifeljen' te vullen zien de Belgen niet zo nauw. In de winter van 1915 doen boeren aangifte dan hun paarden de staart is afgesneden...

Houtsnijden

In sommige Gaasterlandse gezinnen worden nog steeds herinneringe aan het vierjarige verblijf van de zuiderlingen bewaard. Als tijdvverdrijf - het wachten duurde moedeloos lang - gaan veel Belgen houtsnijden en verkopen hun produkten vervolgens voor een habbekrats aan de burgerij. Zelfs wordt er driftig gestroopt. "Soms fongen ze in hazze, schrijft H. Twerda in "Fan eigen hiem, een leesboekje voor de scholen. "Waarden hja ien gewaar, dan gyng it, as hja mei in stik of tsien, tolve wienen, der fan alle kanten op ta. Se dreaune it bist fan de iene kant nei de oare en makken de rûnte hieltyd lytser. As it bist dan deawurch wie, beflapten se it ûnder de jas". Niet allemaal is het koek en ei.Volgens een Nederlands officier zijn de Belgen lui en kost het veel overredingskracht om ze aan het aardappelschillen te krijgen. Er wordt gevochten, geschoten door Nederlandse

schildwachten, er vallen doden en de drankzucht is mateloos. Nog voor de algemene maatregel van het militaire gezag af komt, ziet de burgemeester van Gaasterland zich reeds genoodzaakt de verkoop van drank aan militairen te verbieden.

Gemor

In Balk krijgt een caféhouder een wacht voor de deur wegens illegaal tappen. Werklieden beklagen zich tegenover een journalist dat Belgen onderbetaalde arbeid op de boerderijen verrichten, waardoor de Nederlanders aan het kortste eind trekken. "Zo wordt de eigen inwoners het brood uit de mond gestoten", stelt de krant kritisch vast. ook binnen de kerken is gemor. Omgang tussen protestanten en roomskatholieken (de meeste Belgen blijken tot die kerk te behoren) frustreert het kerkvolk hevig. Een oudere inwoner weet zich te herinneren dat gelovigen uit de kerk dreigen te stappen "as dat fanke mei dy feint yn tsjerke komt".

Gestadig aan lijken de Belgen steeds meer opgenomen in de vanouds vrij gesloten Gaasterlandse samenleving. Intussen hebben zich echter ook elders in Friesland droeve stoeten van huis en haard verdreven vluchtelingen gemeld. De eersten arriveren in oktober 1914 in Heerenveen, waar ze , bang voor het onbekende, samendrommen rond de snorrende Slamanderkachel van het Posthuis. Vanwege het gerucht dat de Nederlandse regering met de Duitsers heult is er sprake van grote gereserveerdheid. ze worden in de toneelzaal op stro gelegerd. Nood kent geen gebod: op zondag trekken deftige dames langs de deuren om kleding, dekens, eetgerei en verschoning in te zamelen. In Leeuwarden loopt de eerste trein met burger-vluchtelingen 's nachts om half een binnen. Duizenden mensen hebben zich in dichte rijen bij het station opgesteld. Ëen zwijgende karavaan vol deernis", bericht de Leeuwarder Courant: "Met gebogen hoofd schrijdt men door de zwarte nacht". Ze komen uit Antwerpen, Turnhout en Mechelen, vaak van alles beroofd. In tegenstelling tot de militair-geïnterneerden zullen hun burger-landgenoten niet lang in Friesland blijven. Al op 28 oktober keren de eersten naar hun land terug.

Sneon & Snein, kerstbijlage Leeuwarder Courant zaterdag 22 december 1984

Kwatta-repen

In 1915 telt gaasterland op praktisch elke bewoner ook een Belg. In april van dat jaar overlijdt de eerste Belg op 33-jarige leeftijd. Heel Sondel loopt uit om de begrafenis met militaire eer gade te slaan. Belgen en Gaasterlanders worden steeds meer één en Kwatta-repen gaan als warme broodjes over de toonbank, vooral om de benijdenswaardige zilverpapieren wikkels. In de serie over het Gaasterlandse volksleven schrijft Douwe Miedema hoe de Belgen meesters waren in het gieten van ringen. Het zilverpaier werd gesmolten, in een uitgesneden aardappel gegoten en er ontstond een pracht van een ring, zo herinnert hij zich uit zijn kindertijd. Er vestigde zich zelfs een gediplomeerd coupeuse in Balk om de madamekes knip- en naailes te geven.

Het nieuws raakt er tenslotte wat af en de curieuze berichten over het gaan en staan van de zuiderburen in de regionale kranten drogen op.. Ook de duizenden Friezen, die in de weekeinden in enorme drommen, lopend en op de fiets naar Gaasterland kwamen, blijven thuis. In het laatst van 1917 vindt de eerste, grote uittocht van milietairen plaats. Zij worden

overgebracht naar kampen elders in het land. De blijvers zijn merendeels Belgen, die met hun gezin zijn verenigd of werk hebben gevonden. Het "grote vertier"verdwijnt en Gaasterland hervindt zijn oude levensritme. Als op 11 november 1918 het vruegdevolle nieuws van de wapenstilstand doorsijpelt, zijn de kampementen binnen enkele dagen leeggestroomd. De Belgische commando's verstommen en het Nederlandse bewakingsdetachement rolt de wachtposten op. In veel gezinnen met huwbare meisjes klinkt een zucht van verlichting. Zevnehonderd in lompen geklede Russen, in de ogen van de Gaasterlanders een soort baardige duivels, die aardappels rauw verslingen, nemen tijdelijk de plaats van de naar huis en haard teruggekeerde Belgen in. Maar bij het uitluiden van het oude jaar is er in de Friese Zuidwesthoek praktisch geen vreemdeling meet achtergebleven. In de dorpen keert de rust terug. Maar nog vele jaren lang zullen de herinneringen zichtbaar blijven van niet te troosten jonge Belgen, die in hun hartstocht vrouwenfiguren in de beukebomen van het Rijsterbos kerfden.

 

beginpagina